Atlantic Records (Atlantic Recording Corporation) is een Amerikaans platenlabel dat een dochteronderneming is van Warner Music Group.
Voor de oprichting van het label werd $10.000 geleend van een vriend van de familie Ertegün, die hiervoor een hypotheek vestigde op zijn huis. In het begin was het alleen een jazz- en R&B-label. In 1953 werd Jerry Wexler door Ertegün binnengehaald omdat Abramson werd opgeroepen door het leger voor de oorlog in Korea. Bij zijn terugkeer in 1955 was zijn positie geheel door Wexler ingenomen. Herb Abramson kreeg het label "Atco" onder zijn beheer. Als dank voor bewezen diensten werden "The Coasters" en Bobby Darin bij dit label ondergebracht voor Abramson om mee te werken. Broer Nesuhi Ertegün werd in 1955 aangetrokken. Hij kreeg leiding over het jazz gedeelte van het label en was verantwoordelijk voor grote platencontracten met onder anderen Charles Mingus en John Coltrane. Later is deze positie ingenomen door Joel Dorn. In 1958 verliet Abramson het bedrijf. In hetzelfde jaar kochten de Ertegüns en Wexler de overige twee aandeelhouders uit voor meer dan drie miljoen dollar. Deze investering werd ruimschoots terugverdiend met twee hits van Bobby Darin in 1958, te weten "Splish Splah" en "Queen of the Hop".
Ook al begon het als onafhankelijk label, in de loop der jaren werd het toch een grote speler in het veld met reguliere contracten.