The Spirit is de alias van Denny Colt, een privédetective en criminoloog gevestigd New York, later in het fictieve Central City, die in een schijndood belandt terwijl hij de waanzinnige wetenschapper Dr. Cobra probeert te arresteren. Officieel dood verklaard, herleeft Colt nadat hij begraven is op Wildwood Cemetery. Met medeweten van zijn oude vriend, politiechef Eustace Dolan, wordt Colt een domino-masker dragende "friendly outlaw" die criminelen achtervolgt die anders misschien vrijuit zouden gaan binnen de traditionele wetshandhaving. The Spirit bezit geen superkrachten, maar vertrouwt op zijn verstand en zijn fysieke krachten. Hij wordt echter toch regelmatig in elkaar geslagen of beland met schotwonden in het ziekenhuis. Maar gelukkig hersteld hij altijd wonderbaarlijk snel.
Hij komt tijdens zijn avonturen nogal wat ‘Femmes Fatales’ tegen, met prachtige namen, waaronder; The Black Queen (In de derde episode), Peppi Tamale (een heetgebakerde Cubaanse), River Lily, Madam Minx, Orcra Chronya (van de Russische geheime dienst), Gurka Fyfe (een nazi schurk), Dulcet Tone, Olga Bustle (een parodie op Jane Russell), Pantha Stalk, Sylvie Vault, Powder Pouf, Sparrow Fallon, Castanet, “Wild Rice”, Plaster of Paris, Thorne Strand, Miss Cosmek (waarschijnlijk van Mars), Wisp O’Smoke, Lily Lotus, Monica Veto (een politiek activiste die probeerde de Spirit burgemeester te maken), “Ice” Waters, Autumn Mews, Flaxen Weaver, Cider Sue, Nylon Rose, Rolla Ball en Briget Doon (om er maar een paar te noemen).
Maar de belangrijkste waren; serie-verleider P'Gell (Met hoeveel mannen was zij al niet getrouwd geweest, die op mysterieuze wijze aan hun einde kwamen?), “Thief-turned-troubleshooter” Silk Satin (Een internationale juwelen dievegge, die tijdens de oorlog, door haar werk voor de Britse geheime dienst, op het rechte pad komt en detective wordt voor een verzekeringsmaatschappij), en Sand Saref, een jeugdliefde, die steeds probeert de Spirit op het slechte pad te krijgen.
Ellen Dolan, de eigenzinnige dochter van commissaris Dolan is de geliefde van de Spirit, maar zij heeft het vaak zwaar, door al die verleidelijke dames die het ook op de Spirit gemunt hebben. Ze is verloofd, maar de volgende stap wil de Spirit nog steeds niet nemen...
Een andere bijfiguur is zijn vaste maatje Ebony White, een jonge, zwarte taxichauffeur.
Vaak moet de Spirit het ook opnemen tegen zijn aartsvijand ‘De Octopus’, een ongrijpbaar crimineel meesterbrein.
Het ontstaan
Eind 1939 begon Everett M. "Busy" Arnold, uitgever van Quality Comics, te onderzoeken of hij de kranten kon interesseren met een Comics-zondagsbijlage, omdat hij zich ervan bewust was dat veel kranten het gevoel hadden dat ze moesten concurreren met het plotseling opkomende nieuwe medium van Amerikaanse Comics, zoals Superman (1938), Batman (1939)…
(Will Eisner kreeg in 1938 een brief van Jerry Siegel en Joe Schuster met daarin het ontwerp van een strip genaamd ‘Spy’ en nog één ‘Superman’. Hij schreef terug dat ze nog niet klaar waren voor New York. Hun stijl was nog niet professioneel genoeg voor deze competieve markt).
Will Eisner herinnerde zich: ”Busy" (Everett M. "Busy" Arnold, uitgever van Quality Comics) nodigde me op een dag uit voor de lunch en stelde me voor aan de verkoopmanager van de kranten Register en Tribune Syndicate, die zei: "De kranten in dit land, met name de zondagskranten, willen concurreren met de stripboeken en ze willen graag een Comics-bijlage krijgen”… Hij vroeg of ik dat kon doen... Dat betekende dat ik mijn studio ‘Eisner & Iger’ zou moeten verlaten [ze maakten o.a. Sheena, Queen of the Jungle]; we waren toen erg winstgevend, de zaken gingen goed. Een moeilijke beslissing. Hoe dan ook, ik stemde ermee in en we begonnen de deal te bespreken, wat inhield dat ik partner zou worden in de "Comic Book Section", zoals ze het toen noemden en ik verkocht mijn aandeel in de studio”.
Eisner onderhandelde een overeenkomst met het syndicaat waarin “Buzy” Arnold het auteursrecht op de feature zou krijgen, maar dat het Eisner’s eigendom bleef. Ze stemden ermee in dat als we op enigerlei wijze uit elkaar zouden gaan, het eigendom, op die dag dat het gebeurde, weer aan Eisner zou worden overgedragen.
Eisner vertrok dus om "The Spirit Section”, zoals het al gauw genoemd werd, te creëren. "Ze gaven me een volwassen publiek", zei Eisner in 1997, " ik wilde betere dingen schrijven dan die Superhelden. Ze vroegen om een heldhaftig personage, een gekostumeerd personage. Ze vroegen me welk kostuum hij zou krijgen. En ik zette hem een masker op en zei: 'Ja, hij heeft een kostuum!'"
“Ik wilde korte verhalen te maken. Ik heb strips altijd beschouwd als een legitiem medium, mijn medium. Het creëren van een detective-personage leek mij het beste om mijn verhalen te vertellen. De mensen van het syndicaat waren het er niet helemaal met eens... In mijn eerste gesprek met 'Busy' Arnold, concentreerde zijn denken zich op een superhelden-personage (We gebruikten het woord 'superheld' in die tijd niet... ) en ik was er fel tegen, omdat ik mijn buik vol had van het creëren van gekostumeerde helden bij Eisner en Iger. Op een avond, rond drie uur 's nachts, was ik nog steeds bezig om het personage te vinden - ik had nog maar anderhalve of twee weken om het eerste nummer te produceren, de hele deal was vrij gehaast afgerond - en ik kwam op de proppen met een, zogenaamd overleden, outlaw-held, geschikt, zo vond ik, voor een volwassen publiek.
De naam van het personage kwam van Arnold: "Toen ’Busy' belde stelde hij voor een soort geest of een soort metafysisch personage. Hij zei: 'Wat dacht je van iets dat de ‘Ghost’ heet?' en ik zei: 'Nee, dat is niet goed,' en hij zei: 'Nou, noem het dan de ‘Spirit’. Ik zei: ‘Zoiets komt toch niet in de buurt, ik weet niet precies wat je bedoelt,' en hij zei: 'Nou, ik vind de woorden “The Spirit” gewoon leuk.' Hij belde ergens vanuit een bar, denk ik... En eigenlijk, hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik me realiseerde dat de naam me niet veel kon schelen. Ik liet het zo…”
De zondagsbijlage publicaties:
The Spirit, aanvankelijk acht (en later zeven) pagina's, verscheen samen met "Mr. Mystic" en "Lady Luck" in het zondags-supplement van 16 pagina's (in de volksmond "The Spirit Section" genoemd) dat uiteindelijk in 20 kranten werd verspreid met een gezamenlijke oplage van maar liefst vijf miljoen exemplaren. Het ging in première op 2 juni 1940 en liep door tot 1952.
Er verschenen, onafgebroken, in totaal 648 afleveringen in 12 jaar.
Pre-war Spirit Sections by Will Eisner (kleuren Joe Kubert) 1 - 100
(1) 2 June 1940 - The Origin of The Spirit - (100) 26 April 1942 - The Bloody Fang
Sections 1 t/m 32: Eight page stories
Sections 33 t/m 100: Seven page stories
December 1941 werd Eisner opgeroepen voor het Amerikaanse leger, “ik had toen nog ongeveer een half jaar de tijd die de overheid mij gaf om mijn zaken op orde te brengen voordat ik vertrok om mee te doen aan de oorlog”. Tijdens zijn afwezigheid gebruikte het krantensyndicaat ghostwriters en tekenaars om de strip voort te zetten, waaronder Manly Wade Wellman, William Woolfolk, Jack Cole en Lou Fine.
War Spirit Sections 101 - 290
(101) 3 May 1942 - Self Portrait - (290) 16 December 1945 - Derry Mortlock
Scripts, Layouts (plus some pencils and occasional Inks) by Will Eisner,
Finished art by Lou Fine with various assistants.
Na de oorlog nam hij het werk aan The Spirit weer op zich. Dit is grafisch gezien de beste periode. De strip werd beroemd om zijn sfeertekeningen en de bijzondere perspectieven. De openingspagina is vaak spectaculair.
Post-War Spirit Sections by Will Eisner 291 - 447
(291) 23 December 1945 - The Christmas Spirit - (447) 19 December 1948 - Christmas Spirit aka The Christmas Spirit [of 1948]
Spirit Sections by Eisner & others (o.a. Jules Feiffer, Klaus Nordling en Wallace Wood), 448 - 645
(448) 26 December 1948 - Will Eisner's Almanack of the Year 1948 - (645) 5 October 1952 - Denny Colt, UFO Investigator
Comic Books
Van 1940 tot 1950 herdrukte ‘Busy’ Arnold Spirit-verhalen onder zijn QUALITY COMICS-banner, eerst afzonderlijk van 1940 tot 1947 als een van de features in de tweeënnegentig nummers van POLICE COMICS (#11-102) en van 1944 tot 1950 als tweeëntwintig nummers van een ‘SPIRIT Comic Book met verschillende verhalen per nummer. Van 1952 tot 1954 publiceerde Fiction House vijf nummers van hun eigen Spirit-herdrukken.
In 1972/73 gaven Eisner en Gibson The Spirit Bags uit.
Elke ‘Bag’ bevatte tien Spirit verhalen, plus een commentaar van Will Eisner:
Nr 1, oct ’72 met de afleveringen 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 (aflevering 4 was per ongeluk vergeten)
Nr. 2, dec ’72 met de alleveringen 12 - 21
Nr. 3, Jan ’73 met de alleveringen 22 - 31
Nr. 4, juli ’73 met de alleveringen 32 - 41
In 1973 publiceerde Denis Kitchen's Kitchen Sink Press twee nummers van The Spirit (ook bekend als Underground Spirit), voornamelijk bestaande uit herdrukken met originele voor- en achterkant, en met inleidingen van Maurice Horn en John Benson. Het eerste nummer bevat vier originele verhalen van één pagina, terwijl het tweede nummer (omslag getiteld "All About P'Gell") een origineel verhaal van vier pagina's bevat, "The Capistrano Jewels." Gedurende deze periode bracht Eisner ook "The Invader" uit, een verhaal van vijf pagina's in een one-shot Spirit-publicatie, die Eisner maakte voor zijn lezing op Sheridan College in Oakville, Ontario, Canada in 1973. Het werd herdrukt in Kitchen Sink's hardcover Will Eisner Color Treasury (1981).
Van 1974 tot 1976 publiceerde James Warren's Warren Publishing 16 nummers van The Spirit (ook bekend als The Spirit Magazine), een groot zwart-wit tijdschrift bestaande uit herdrukken met originele covers (voornamelijk van Eisner) en een gekleurd verhaal (o.a. door Richard Corben), eindigend met een apart kleurennummer uit 1975, The Spirit Special, met een nawoord van Bill DuBay.
Kitchen Sink pakte de serie op vanaf 1977 met nummer 17, uiteindelijk eindigend met nummer 41 (juni 1983). Nummer 30 van de Kitchen Sink-serie (juli 1981) bevat "The Spirit Jam", met een script van Eisner en een paar met potlood getekende pagina's, plus bijdragen van 50 artiesten, waaronder Fred Hembeck, Trina Robbins, Steve Leialoha, Frank Miller, Harvey Kurtzman, Howard Cruse, Brian Bolland, Bill Sienkiewicz, John Byrne en Richard Corben.
Nadat The Spirit Magazine stopte met publiceren met nummer 41 (juni 1983), publiceerde Kitchen Sink Press een complete herdruk van het werk van Eisner na de Tweede Wereldoorlog in een standaardformaat stripreeks, die 87 nummers liep (oktober 1983 - januari 1992). De serie bevatte kleurenverhalen in de eerste 11 nummers, maar schakelde vanaf nummer 12 over op zwart-wit. Ook in 1983 publiceerde Kitchen Sink Outer Space Spirit: 1952, waarin de laatste krantensecties werden verzameld (27 juli 1952 - 5 oktober 1952), samen met de scripts voor wat de laatste drie secties van de "Outer Space Spirit"-saga zouden zijn geweest. De uitgever publiceerde daarnaast de one-shot Will Eisner's 3-D Classics met The Spirit (dec. 1985).
De originele Sunday Spirit Sections zijn chronologisch herdrukt in hardcover ‘Archives’ door DC Comics en Dark Horse Comics. Beide uitgevers creëerden ook nieuwe Spirit-verhalen zonder creatieve input van Eisner of zijn nalatenschap.
Lijst met de titels van alle verhalen in chronologische volgorde, met vermelding van alle herdrukken is te vinden op het web:
The Spirit Checklist © 2001 Cat Yronwode:
www.angelfire.com/art/wildwood/checklist.html